Tot in het derde en vierde geslacht

Als we kijken naar de wet van Mozes, die door God is gegeven, zien we dat het tweede gebod een opmerkelijk gebod is. Het is opmerkelijk omdat er een vloek en een zegen aan verbonden zijn. Het tweede gebod is een verbod op het beelden maken van zogenoemde goden. 

We zien in deze dingen dat afgoderij een zonde was met zware consequenties.

1. Het gebod

Als we kijken naar het gebod dan zien we dat dit tweede gebod een gebod is dat God niet wil dat er beelden gemaakt worden van zaken die boven de hemel zijn, noch wat op de aarde is, noch wat onder de wateren onder de aarde is.

We zien in dit alles dat God een God is die alleen aanbeden wil worden.

Hij heeft het alleen-recht van ware aanbidding. Hj is degene die ons heeft gemaakt, Hij is degene die alles heeft gemaakt.

Waarom zouden wij dan het gemaakte gaan aanbidden in plaats van de Maker?

Dat zou een omgekeerde wereld zijn.

Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is.

Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HERE, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten,

en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.

We komen ditzelfde principe tegen in.

  • Exodus 34: 7
  • Num. 14: 18
  • Deut. 5: 9

Als we kijken naar de betekenis van het woord “bezoek” dan zien we:

Het woord “bezoek”.

06485 paqad

1) zijn aandacht geven, monsteren, tellen, rekenen, bezoeken, straffen, benoemen, zorgen voor.

We zien in de betekenis van dit woord dat God zijn aandacht zou geven aan zonde, hij zou het gaan bezoeken, Hij zou het gaan bestraffen. Voor God was de zonde van afgoderij zo groot dat het gepaard ging met zware consequenties, en tegelijkertijd zou God rijkelijk zegenen hen die van Hem hielden en Zijn geboden onderhielden.

God is een naijverig God in dat Hij de zonde aan de mens bezoekt, de zonde van afgoderij tot in het derde en vierde geslacht, maar hij bezoekt ook de liefde van de mensen voor Hem en dat door zijn zegeningen en zijn barmhartigheid.

Als we dan kijken hoe deze woorden zijn uitwerking vonden dan gaan we kijken naar het oude Testament.

2. God is een ijverig God. Hij alleen wil ons leven.

Jesaja 42: 8; 48: 11

Het woord ijverig heeft een hele speciale betekenis.

07067 anq qanna’,  

StV-ijverig, Ijveraar, NBG-naijver, Naijverige

naijver (alleen gezegd van God)

God wil niet dat andere goden aanbeden worden.

  • Ex. 34: 14

God wil dat we Hem alleen aanbidden, dat we Hem alle eer geven. Hij is ijverig om gezocht te worden en gezocht te worden op de manier die Hem eer geeft.

Zoals we eerder schreven, God heeft alles gemaakt en wil niet dat we het gemaakte aanbidden  in plaats van de Maker. De maker is groter dan het gemaakte.

3. De toepassing.

Als we gaan kijken naar het Oude Testament zien we dat er verschillende passages zijn die een commentaar vormen op de woorden uit Exodus 20: 4- 6.
We willen deze wat bekijken en overdenken om wat meer te weten te komen over de toepassing van de woorden van God uit de wet gegeven door Mozes.

A. Uit het boek Leviticus.

Lev. 26

38  En gij zult onder de volken te gronde gaan, en het land uwer vijanden zal u verteren.

39  En wie van u overgebleven zijn, zullen in de landen hunner vijanden wegkwijnen vanwege hun ongerechtigheid en ook vanwege de ongerechtigheden hunner vaderen zullen zij, evenals dezen, wegkwijnen.

40   Maar belijden zij hun ongerechtigheid en die hunner vaderen, in de ontrouw waarmede zij tegen Mij ontrouw zijn geweest, en ook dat zij zich tegen Mij verzet hebben,

41  (ook Ik verzette Mij tegen hen en bracht hen in het land hunner vijanden) of vernedert zich dan hun onbesneden hart en boeten zij dan hun ongerechtigheid,

42  dan zal Ik mijn verbond met Jakob gedenken; ook mijn verbond met Isaak en ook mijn verbond met Abraham zal Ik gedenken, en Ik zal het land gedenken.

Hier lezen we dat het volk van Israel voor twee redenen weggevoerd werd.

In de eerste plaats voor de ongerechtigheden van henzelf maar ook de ongerechtigheden van de vaderen. 

We lezen dan verder dat als de ongerechtigheden van hun eigen zonden en van hun vaderen beleden zouden worden dat God aan de woorden van Zijn verbond zou denken.

We lezen dan bijvoorbeeld in Daniel en in Jeremia waar deze zonden, de zonden van de vaderen, ook daadwerkelijk beleden werden.

  • Daniel  9: 4- 19
  • Nehemia 1: 6; 9: 2

B. Uit het boek van Numeri.

Numeri 14

30  Voorwaar, gij zult niet komen in het land, waarvan Ik gezworen heb u daarin te doen wonen, behalve Kaleb, de zoon van Jefunne en Jozua, de zoon van Nun!

31  En uw kinderen, van welke gij gezegd hebt: Die zullen tot een buit zijn; hen zal Ik er brengen, opdat zij het land leren kennen, dat gij veracht hebt.

32  Maar wat u betreft, uw lijken zullen vallen in deze woestijn,

33  en uw zonen zullen veertig jaar lang in de woestijn rondzwerven en uw overspelig gedrag boeten, totdat uw lijken alle in de woestijn liggen.

34  Overeenkomstig het aantal dagen, gedurende welke gij het land verspied hebt veertig dagen, zult gij uw ongerechtigheden veertig jaar lang boeten, voor elke dag een jaar, opdat gij weet wat het betekent, als Ik Mij afkeer.

Hier lezen we een aantal opmerkelijke zaken.

We lezen hier: “Maar wat u betreft, uw lijken zullen vallen in deze woestijn, en uw zonen zullen veertig jaar lang in de woestijn rondzwerven en uw overspelig gedrag boeten”. 

Hier zien we dus dat de zonen moesten boeten voor het kwaad van de vader.

God bezocht de schuld van de zonden van de vaderen niet aan de kinderen, maar liet hun wel de consequenties daarvan dragen. De zonen zouden de consequenties dragen voor de zonden van de vaderen.

De kinderen moesten boeten voor de zonden van de vaderen.

C. Uit het boek van 1 Koningen.

1 Kon. 29

25  Nooit is er iemand geweest, die zich zo verkocht heeft als Achab om te doen wat kwaad is in de ogen des HEREN, waartoe zijn vrouw Izebel hem heeft aangezet.

26  Ja, hij heeft zeer gruwelijk gehandeld door de afgoden achterna te lopen, geheel zoals de Amorieten gedaan hebben, die de HERE voor het aangezicht van Israel verdreven heeft.

27  Zodra Achab deze woorden hoorde, scheurde hij zijn klederen, deed een rouwgewaad om zijn lichaam en vastte; ja, hij legde zich in rouwgewaad te ruste en liep met lome tred.

28  Toen kwam het woord des HEREN tot de Tisbiet Elia:

29  Hebt gij gezien, dat Achab zich voor Mij verootmoedigd heeft? Omdat hij zich voor Mij verootmoedigd heeft, zal Ik het onheil in zijn dagen niet doen komen; in de dagen van zijn zoon zal Ik het onheil over zijn huis doen komen. 

We lezen in dit stuk dat God de zonde van Achab over zijn huis zou doen komen en dit alles was als een consequentie van de zonde van Achab. Kinderen zouden bezocht worden.

Het interessante aan dit gevel is dat Achab later zichzelf verootmoedigde, daarom zou het onheil niet in zijn dagen komen, maar in de dagen van zijn zoon. 

D. Uit het boek van Job.

Job 21

17   Hoe dikwijls wordt de lamp der goddelozen uitgeblust, en komt hun verderf over hen, deelt Hij hun in zijn toorn smarten toe!

18  Zij worden als stro voor de wind, als kaf, dat de storm wegblaast.

19  God spaart zijn onheil op voor zijn zonen. Maar ik zeg: Hij moest het hemzelf vergelden, dan zou hij het merken;

20  zijn eigen ogen moesten zijn verderf aanschouwen, en zelf moest hij drinken van de grimmigheid des Almachtigen.

21  Want wat bekommert hij zich om zijn gezin na zijn dood, wanneer het getal zijner maanden is afgesneden?

Ook in deze tekst vinden we woorden dat God het onheil van de vader (de goddelozen) opspaart voor zijn zonen. Er word hier zelfs geschreven dat het beter zou zijn als de vader zelf de consequenties zou dragen.

En dan stellen we de vraag waarom dit zo is. Het lijkt omdat de zonde van afgoderij zo grof is, en omdat God de woorden al heeft gesproken dat een ieder wijs genoeg behoorde te zijn om deze grove zonde niet te begaan.

Als deze wel werd begaan werd deze zonde bezocht tot in het derde en vierde geslacht.

Dat was Gods wet, en niemand kon hieraan tornen. 

E. Uit het boek van Psalmen.

Psalm 79

Hoelang nog, o HERE? Zult Gij voortdurend toornen, zal uw naijver branden als een vuur?

6   Stort uw grimmigheid uit over de volken die U niet kennen, en over de koninkrijken die uw naam niet aanroepen;

want zij hebben Jakob verslonden en zijn woonstede verwoest.

Reken ons de ongerechtigheid der voorvaderen niet toe, uw barmhartigheid kome ons haastig tegemoet, want wij zijn zeer verzwakt.

Help ons, o God van ons heil, om de heerlijkheid van uw naam; red ons en doe verzoening over onze zonden om uws naams wil.

Ook in deze tekst lezen we dat God de zonde van de vaderen toerekent.

Er was geen andere weg. God had gesproken en God kan niet liegen. 

F. Uit het boek van Jesaja.

Jesaja 65

Zie, het staat voor Mij geschreven, Ik zal niet zwijgen, voordat Ik het vergolden heb; ja, Ik zal hun de vergelding in de schoot werpen

voor uw ongerechtigheden en de ongerechtigheden uwer vaderen tezamen, zegt de HERE; omdat zij offers hebben ontstoken op de bergen, en op de heuvels Mij hebben gehoond, daarom zal Ik hun allereerst het loon in hun schoot toemeten.

8   Zo zegt de HERE: Zoals men, wanneer er nog sap in een druiventros gevonden wordt, zegt: Verderf hem niet, want er ligt een zegen in; Zo zal Ik doen ter wille van mijn knechten, dat Ik niet alles verderve.

En Ik zal uit Jakob nakomelingschap doen voortkomen en uit Juda een erfgenaam voor mijn bergen; mijn uitverkorenen zullen ze bezitten en mijn knechten zullen daar wonen. 

De zonde van afgoderij was een zware zonde. Ook in deze passage lezen we over de ongerechtigheden van de vaderen, maar ook hun eigen ongerechtigheden.
Om deze twee redenen kwam de vergelding van God over hen.

G. Uit het boek Jeremia.

Jeremia 2

De priesters zeiden niet: Waar is de HERE; en zij die zich met de wet bezighouden, wilden Mij niet kennen; de herders werden van Mij afvallig; de profeten profeteerden door Baal en liepen hen die geen baat brengen, achterna.

9   Daarom zal Ik nog met u een rechtsgeding voeren, luidt het woord des HEREN, ja, met uw kindskinderen zal Ik een rechtsgeding voeren.

10  Want steekt maar eens over naar de kustlanden der Kittiers en ziet, zendt boden naar Kedar en geeft nauwlettend acht, ja, ziet, of iets dergelijks geschied is;

11  heeft ooit een volk goden verruild? (en dat zijn toch geen goden!) maar mijn volk heeft zijn eer verruild voor wat geen baat brengt.

12  Ontzet u daarover, o hemelen, huivert en weest ten diepste ontroerd, luidt het woord des HEREN. 

God zou met de kindskinderen een rechtgeding gaan voeren

Kinderen en kindskinderen zouden bezocht worden voor de zonden van hun vaderen.

Ja waarlijk, afgoderij was verschrikkelijk. God had er een bezoeking aan verbonden en heeft dat altijd zo gedaan.

Jeremia 16

Gij moogt ook geen huis van feestgelag binnentreden om bij hen te zitten en te eten en te drinken;

want zo zegt de HERE der heerscharen, de God van Israel: Zie, Ik doe in deze plaats voor uw ogen en in uw dagen verstommen de stem der vreugde en de stem der vrolijkheid, de stem van de bruidegom en de stem der bruid!

10   Wanneer gij nu aan dit volk al deze woorden verkondigt, en zij tot u zeggen: Waarom heeft de HERE al dit groot onheil over ons uitgesproken, wat is onze ongerechtigheid en wat is onze zonde, waarmede wij tegen de HERE, onze God, gezondigd hebben?

11  Dan zult gij tot hen zeggen: Omdat uw vaderen Mij hebben verlaten, luidt het woord des HEREN, en andere goden zijn achternagelopen en die hebben gediend en zich voor die hebben nedergebogen, en Mij hebben verlaten en mijn wet niet hebben gehouden,

12  en omdat gij nog erger hebt gedaan dan uw vaderen, doordat ieder van u wandelt naar de verstoktheid van zijn boos hart in plaats van naar Mij te horen,

13  daarom zal Ik u wegslingeren uit dit land naar een land dat gij niet hebt gekend, gij noch uw vaderen, en daar zult gij andere goden dienen dag en nacht, doordat Ik u geen genade zal bewijzen. 

Als we kijken naar deze tekst zien we dat er twee redenen waren waarom het volk van Israel verbannen zou worden naar een vreemd land. Dit spreekt natuurlijk over de wegvoering naar Babylon.

De twee redenen:
1. Omdat uw vaderen Mij hebben verlaten, en andere goden zijn achternagelopen en die hebben gediend en zich voor die hebben nedergebogen, en Mij hebben verlaten en mijn wet niet hebben gehouden.
(vers 11)

2. Omdat gij nog erger hebt gedaan dan uw vaderen, doordat ieder van u wandelt naar de verstoktheid van zijn boos hart in plaats van naar Mij te horen. (Vers 12)

Hier zien we dus duidelijk dat er twee redenen waren voor de wegvoering.

Omwille de zonde van hun vaderen en hun eigen zonde.

4. Wat kunnen we concluderen van deze dingen.

Als we kijken naar al deze woorden dan zien we dat het Joodse volk een volk was met rijke beloften, (Rom. 9: 4, 5) maar ook met grote verantwoordelijkheden. (Deut 28: 1- 68) We zien dit dan zeker in het geval van afgoderij. Afgoderij was een zonde met verregaande consequenties.

Consequenties tot in het derde en vierde geslacht.

Hier tegenover staande zien we ook de zegeningen van God die verbonden waren aan het Hem alleen eren en dienen. Barmhartigheden aan duizenden die Zijn geboden zouden bewaren.

We zien ook dat Daniel en Nehemia de zonden van de voorvaderen gaan belijden. (Daniel  9: 4: 19; Nehemia 1: 6; 9: 2)

We zien in dit alles dat het eerste verbond dat God maakte met de kinderen Israels vooral een nationalistisch verbond was. Dit in tegenstelling tot het tweede verbond dat veel meer een individualistisch karakter heeft. Dit is dan tegelijkertijd één van de grote verschillen tussen de twee verbonden.

Israel was de oogappel van God, door God verkozen, door God uit Egypte gehaald om te wonen in een land vloeiende van melk en honing.

Maar kinderen werden in dit verbond geboren, zonder dat ze daar een keuze in hadden. Dit is een groot verschil met het tweede verbond, in dat verbond kiezen mensen voor Christus.

In dit verbond is geloof de bron dat we dit verbond aangaan met God.

Een ander punt van aandacht.

5. De vaders zullen niet gedood worden voor de kinderen en geen kinderen voor de vaders.

In dit gedeelte willen we kort stilstaan bij de gevolgen die kinderen ondervonden door de zonde van de ouders.

Als we kijken hoe God de zonde van de vaderen aangaande afgoderij bezocht aan de kinderen, zien we dat ze niet schuldig waren aan de zonde van de vaderen.

Ze werden niet gedood omwille de zonde van de vaderen, maar de zonden van de vaderen werden wel bezocht. 

Deu 24:16  De vaders zullen niet gedood worden voor de kinderen, en de kinderen zullen niet gedood worden voor de vaders; een ieder zal om zijn zonde gedood worden.

2Ch 25:1  Amazia, vijf en twintig jaren oud zijnde, werd koning, en regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Joaddan, van Jeruzalem.

2Ch 25:2  En hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, doch niet met een volkomen hart.

2Ch 25:3  Het geschiedde nu, als het koninkrijk aan hem gesterkt was, dat hij zijn knechten, die den koning, zijn vader, geslagen hadden, doodde.

2Ch 25:4  Doch hun kinderen doodde hij niet, maar hij deed, gelijk in de wet, in het boek van Mozes, geschreven is, waar de HEERE geboden heeft, zeggende: De vaders zullen niet sterven om de kinderen, en de kinderen zullen niet sterven om de vaders; maar een ieder zal om zijn zonde sterven.

Zo mogen we dan concluderen dat de bezoeking van God vanwege de zonde van afgoderij niet de dood betekende.

We lezen dan ook in Ezechiel 18 dat de kinderen niet schuldig gehouden worden voor de zonde van de vaderen. We lezen daar dat een ieder verantwoordelijk is voor zijn eigen zonden.

Dus terwijl zonde wel werd bezocht, werden de kinderen er niet schuldig voor gehouden.

Ook zien we in een aantal teksten die we aangehaald hebben dat het volk weggevoerd werd om 1) de zonde van de vaderen, maar ook 2) de eigen zonde.

6. De natuur van het eerste en tweede verbond.

Als we nadenken over het karakter, of de natuur, van het eerste en tweede verbond zien we een duidelijk verschil.

In deze sectie willen we daar even bij stilstaan omdat in het opzicht van het bezoeken tot in het derde en vierde geslacht niets staat geschreven in het nieuwe verbond. En we stellen dan de vraag, werkt God nog steeds op deze manier?

Bezoekt God nog steeds de zonde van de vaderen tot in het derde en vierde geslacht?

En we zien in bepaalde geloofs-richtingen dat er gebeden zou moeten worden om vloeken te breken van onze voorvaders. Maar de vraag is of we dat wel vinden in het nieuwe verbond.

Laten we eens wat dingen bekijken.

Als we kijken naar Jeremia dan zien we dat God schrijft:

Jeremia 31

31  Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israel en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal.

32  Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des HEREN.

33  Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israel sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des HEREN: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.

34  Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de HERE: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des HEREN, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken.

We zien hier dat God schrijft dat Hij een nieuw verbond zou gaan maken met het huis van Israel en met het huis van Juda.

Dit verbond werd vervuld in het tweede verbond, het verbond van Christus, dit verbond is in vervulling gegaan met de dood en opstanding van Christus.

(We lezen dit in Hebreeën 8: 8- 13)

Zo zien we dat het eerste verbond in hoofdzaak een nationalistisch verbond was met Israel, (Israel en Juda) en dat het tweede verbond door Christus een verbond was van de individu.

Onder het eerste verbond werd iemand in dit verbond geboren, in het tweede verbond geeft iemand, een persoon, zich over aan God.

Dit maakt het tweede verbond een heel ander verbond.

Als we kijken naar de woorden van deze profetie lezen we: “Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de HERE: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des HEREN, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken”.

We observeren een aantal zaken aangaande deze profetie:

A. God zou zijn wetten in hun binnenste leggen.

Als we kijken naar dit principe dan zien we dat door de prediking van het evangelie de wet (van Christus) in hun harten gelegd zou worden.

We zien dat bijvoorbeeld op de Pinksterdag waar de wet van Christus gepredikt werd en zo werd de wet van Christus in hun harten gelegd.

En ze kozen daarzelf onvoorwaardelijk voor.

B. Dan zullen ze niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren.

Onder het tweede verbond zou er niet meer geleerd hoeven te worden zoals er in het eerste verbond geleerd werd.

Het tweede verbond was een verbond waar mensen zichzelf als individu aan zouden overgeven en zelf zouden gaan leren. 

C. Ze zullen mij kennen, van de kleinste tot de grootste.

Zo zouden ze God kennen, van de kleinste tot de grootste. Ze waren allemaal zelf een gedeelte van het verbond van Christus geworden door hun eigen beweging toen het evangelie tot hen kwam. En zo hoefde er niet geleerd te worden, want ze waren zichzelf volledig bewust van hun keuze voor God.

Natuurlijk zien we in dit tweede verbond veel kenmerken van het waarlijk kennen van God door de vergeving van zonden door het bloed van Christus.

We zien dat in dit verbond er waarlijk vergeving is van zonden, het geweten werd waarlijk gereinigd.

In al deze dingen zien we dat het karakter van het eerste verbond duidelijk anders was dan het tweede. In het eerste verbond werd iemand geboren zonder daar een deel in te hebben. Dit was dan ook dat zij hun broeders moesten leren over een leven voor God.

In het tweede verbond maakt iemand zelf de keuze om een deel te zijn van dat verbond. 

7. Wat kunnen we over deze dingen zeggen onder het tweede verbond?

Als we kijken naar het nieuwe verbond, het tweede verbond van Christus, komen we nergens tegen dat God Christenen tot in het derde en vierde geslacht gaat bezoeken voor afgoderij die een Christen kan begaan.

Wat we wel lezen is dat iedere Christen voor zichzelf zal moeten antwoorden voor al hetgeen dat hij heeft bedreven.

We zien dus een individuele keuze en een individuele verantwoordelijkheid.

Galaten 5

19  Het is duidelijk, wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid,

20  afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen,

21  nijd, dronkenschap, brasserijen en dergelijke, waarvoor ik u waarschuw, zoals ik u gewaarschuwd heb, dat wie dergelijke dingen bedrijven, het Koninkrijk Gods niet zullen beerven.

We lezen dus in het tweede verbond dat er een persoonlijke verantwoordelijkheid is voor de zonde van afgoderij. De mensen die deze dingen doen, hun kindereen en kindskinderen worden niet bezocht, nee ze worden zelf bezocht.

Het karakter van het nieuwe verbond is een persoonlijke en niet van nationalistische aard en daarom niet één van bezoeking aan kind en kindskinderen.

Het evangelie van Christus is een persoonlijke oproep, met persoonlijke verantwoordelijkheid en een persoonlijke hoop.

Daarom hoeft er in dit verbond niet gesproken te worden over een bezoeking tot in het derde en vierde geslacht, dit omdat God elke zonde bezoekt aan de persoon zelf.

Romeinen 1

20  Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben.

21  Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart.

22  Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden,

23  en zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren 

In deze woorden zien we dat mensen God niet erkennen en dat ze de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige dieren en van kruipende dieren.

Wat hier gebeurd is precies wat er werd verboden in het tweede gebod.

Maak jezelf geen beelden.

Maar als we dan kijken hoe Paulus hierover schrijft: “Daarom heeft God hen in hun hartstochten overgegeven aan onreinheid, zodat bij hen het lichaam onteerd wordt. Zij immers hadden de waarheid Gods vervangen door de leugen en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, die te prijzen is tot in eeuwigheid”. 

We lezen hier dat God hen heeft overgeven aan hun hartstochten en onreinheid. En we lezen deze woorden “daarom heeft God hen overgeven” een aantal keren in deze tekst.  (24, 26, 28)

We lezen dan nergens in deze tekst dat God deze zonde zou gaan bezoeken tot in het derde en vierde geslacht. Nee, een ieder ging hun eigen zonde dragen.

In al deze dingen zien we dat het karakter van het tweede verbond duidelijk anders is dan het eerste verbond.

Het eerste verbond was nationaal, het tweede verbond is individueel.

Copyright © 2019 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by BinR
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX

 

Naar boven